Vroeger

Een skûtsje (Fries voor ‘schuitje’) is een houten of stalen Friese tjalk gebouwd voor het vervoer van vracht in Friesland. Afhankelijk van het seizoen vervoerden ze mest, terpaarde, aardappelen en andere bulkgoederen. De schipper en zijn gezin woonden aan boord van het skûtsje.


Deze zeilschepen werden vanaf de 18e eeuw gebouwd tot circa 1930. De lengte bedraagt 12 tot 20 m. De breedte hangt samen met de afmetingen van bruggen en sluizen in het vaargebied en is gemiddeld 3,5 m, maximaal een meter of vier. De scheepjes zijn gebouwd om te zeilen en waren oorspronkelijk dan ook niet voorzien van een motor. In de loop van de jaren twintig en jaren dertig werden veel skûtsjes voorzien van hulpmotoren, maar pas na de Tweede Wereldoorlog werden de zeilen vervangen door motoren. De skûtsjes verdwenen als vrachtschip van het water, toen de motor-binnenvaartschepen die vele honderden tonnen lading mee konden nemen, hun rol overnamen. Veel skûtsjes werden vervolgens omgebouwd tot woningen op het water.


Een skûtsje is kleiner dan de tjalk. Het onderscheidt zich verder van andere tjalken doordat het:

  • in Friesland is gebouwd
  • niet langer is dan 20 m
  • gebouwd is voor zeilend vrachtvervoer op het binnenwater


Hoewel skûtsjes niet waren gebouwd voor reizen over de Zuiderzee werden ze desondanks toch gebruikt om terpaarde en mest te vervoeren van Friesland naar het gebied rond Warmond. Veelal echter werd de mest in plaatsen als Workum overgeladen in grotere schepen, beter Zuiderzeewaardig. Sinds 1974 wordt op dit traject tijdens de herfstvakantie de Strontrace gevaren.


Nieuw leven voor skûtsjes

Door de naoorlogse schaalvergroting in de binnenvaart en door de opkomst van het wegverkeer zijn veel van deze schepen onrendabel geworden. Sommige schippers probeerden het hoofd boven water te houden door, in plaats van gebruik te maken van het zeil, het schip voort te bewegen met een klein opduwertje, maar meer dan uitstel heeft dit nooit kunnen betekenen.


Vanaf de jaren vijftig zijn veel skûtsjes, die inmiddels als woonschip aan de kant lagen, weer in de vaart gekomen. Enerzijds door particulieren die er met behulp van een kajuit een jacht van maakten, anderzijds door personen of organisaties die ze in meer of minder originele staat weer in de vaart brachten. Zo vinden elk jaar wedstrijden met skûtsjes plaats, het bekende skûtsjesilen. Hieraan doen vaan zestig schepen mee. Omdat sommige schepen vele aanpassingen ondergingen ten gunste van de absolute snelheid, wordt gezocht naar een formule (rating) om ze toch tegen elkaar te laten uitkomen. Hierbij moet rekening worden gehouden met het gewicht (kan variëren tussen de 11 en 21,5 ton), de rompvorm, de waterweerstand en de hoeveelheid tuigage.


Een oorspronkelijk en beeldbepalend kenmerk, het goede compromis tussen laadvermogen en zeileigenschappen, is in het moderne wedstrijdskûtsje verloren gegaan.
Het Skûtsjemuseum in Eernewoude is in 2004 begonnen met de bouw van een traditioneel houten skûtsje, De Æbelina. Het is op 22 augustus 2009 te water gelaten.


Kenmerken

  • Een skûtsje heeft maar 1 mast. De oude schepen hadden bruine zeilen, tegenwoordig is de fok vaak wit. Het grootzeil heeft bovenlangs een gaffel.
  • De schepen hebben zwaarden die het verleieren tegengaan.
  • De helmstok van het roer is vaak versierd met een klik, een opgezet stuk beschilderd hout. Op de oudste klikken was aan de hak vaak een rood-wit-blauw klaverblad geschilderd. In het Fries Scheepvaart Museum zijn een twintigtal klikken te zien.


Alles over skûtsje en skûtsje zeilen

IFKS skûtsjesilen – IFKS | Iepen Fryske Kampioenskippen Skûtsje

Skutsjesilen.nl – SKS Skutsjesilen – Sintrale Kommisje Skûtsjesilen

Skutsjehistorie

Een skûtsje komt het best tot zijn recht als hij uit de box is.

Share by: